Statuten

NAAM EN ZETEL.

Artikel 1.

  1. De stichting is genaamd:
    Stichting ZomersKampen.
  2. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Kampen.

DOEL.

Artikel 2.

1. De stichting heeft ten doel het aanbieden van vakanties en vormen van vrijetijdsbesteding aan mensen die zich dit om financiële redenen niet kunnen permitteren, alsmede al hetgeen met het vorenstaande in de ruimste zin verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.

2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door: het organiseren van een volledig gratis (kampeer)vakantie van een week voor huishoudens, als onder 1 genoemd,  uit de omgeving Kampen en omstreken

3. De stichting beoogt niet het maken van winst en zal slechts commerciële activiteiten ontplooien indien en voor zover de opbrengst daarvan wordt aangewend ter financiering van algemeen nuttige activiteiten. Algemeen nuttige activiteiten zullen nimmer tegen commerciële tarieven worden aangeboden.

VERMOGEN.

Artikel 3.

  1. Het vermogen van de stichting wordt gevormd door:

–      subsidies, fondsenwerving en donaties;

–      inkomsten en opbrengsten uit de activiteiten van de stichting;

–      schenkingen, erfstellingen en legaten;

–      alle andere verkrijgingen en baten.

    1. Erfstellingen kunnen slechts onder het voorrecht van boedelbeschrijving worden aanvaard.
    2. De stichting houdt niet meer vermogen aan dan redelijkerwijs nodig is voor de verwezenlijking van haar doel.

SAMENSTELLING, BENOEMING EN DEFUNGEREN VAN HET BESTUUR. Artikel 4.

      1. Het bestuur van de stichting bestaat uit een door het bestuur vast te stellen aantal van ten minste vijf (5) personen. Een niet voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden. Het bestuur dient zodanig samengesteld te zijn dat de meerderheid van het aantal bestuursleden onafhankelijk van elkaar fungeert.
      2. Bestuursleden worden benoemd door het bestuur. In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien met dien verstande dat uiterlijk na verloop van drie maanden na het ontstaan van de vacature een nieuw bestuurslid benoemd dient te zijn.
      3. Het bestuur (met uitzondering van het eerste bestuur, waarvan de leden in functie worden benoemd) kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester, dan wel, in plaats van beide laatstgenoemden, een secretaris-penningmeester.
      4. Tot bestuurder van de stichting is niet benoembaar:
      5. degene die vijf jaar of korter voorafgaand aan de voorgenomen benoeming door de rechtbank is ontslagen als bestuurder van een stichting, tenzij de rechtbank heeft geoordeeld dat de bestuurder – mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken – geen ernstig verwijt kan worden gemaakt van dit ontslag;
      6. degene die vier jaar of korter voorafgaand aan de voorgenomen benoeming is veroordeeld vanwege aanzet tot haat, geweld of het gebruik van het geweld.
      7. Een bestuurslid defungeert:
      8. door zijn overlijden;
      9. door zijn aftreden;
      10. doordat hij failliet wordt verklaard of surseance van betaling aanvraagt, verzoekt om toepassing van de schuldsaneringsregeling als bepaald in de Faillissementswet of op andere wijze het vrije beheer over het vermogen van de bestuurder verliest;
      1. door zijn ondercuratelestelling, alsmede door een rechterlijke beslissing waarbij als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand een bewind over één of meer van zijn goederen wordt ingesteld;
      2. door zijn ontslag, verleend door de rechtbank in de gevallen in de wet voorzien;
      3. -voor zover er meer dan twee bestuursleden in functie zijn- door zijn ontslag verleend door het bestuur in een daartoe strekkend

bestuursbesluit, genomen in een vergadering waarin door alle overige in functie zijnde bestuursleden voor zijn ontslag is gestemd.

      1. De bestuursleden ontvangen geen beloning voor hun werkzaamheden. Zij

hebben wel recht op vergoeding van de door hen in de uitoefening van

hun functie gemaakte kosten.

TAAK EN BEVOEGDHEDEN.

Artikel 5.

        1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting. Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie.
        2. Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen en tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.
        3. Het bestuur van de stichting stelt een beleidsplan op, welk beleidsplan inzicht geeft in de werkzaamheden van de stichting, de wijze waarop de stichting geld werft, de wijze waarop het vermogen van de stichting wordt beheerd en de wijze waarop het vermogen van de stichting wordt besteed.
        4. In geval van ontstentenis of belet van één of meer bestuurders is (zijn) de overblijvende bestuurder(s) met het gehele bestuur belast.

      In geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders of van de enige bestuurder wordt de stichting tijdelijk bestuurd door een persoon die daartoe door het bestuur steeds moet zijn aangewezen.

      Onder belet wordt in ieder geval verstaan:

                • schorsing;
                • ziekte;
                • onbereikbaarheid.
                • in de gevallen onder b en c bedoeld zonder dat gedurende een termijn van zeven dagen de mogelijkheid van contact tussen de bestuurder en de stichting heeft bestaan, tenzij het bestuur in een voorkomend geval een andere termijn vaststelt.Of belet of ontstentenis ten aanzien van een bepaalde bestuurder aanwezig is, zal, ingeval van geschil, op verzoek van de meest gerede belanghebbende bindend worden vastgesteld door een voorzieningenrechter. VERGADERINGEN EN BESTUURSBESLUITEN.Artikel 6.
                    1. De bestuursvergaderingen worden gehouden ter plaatse als bij de oproeping bepaald.
                    2. Bestuursvergaderingen worden gehouden zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee van de overige bestuursleden dit nodig acht(en), doch ten minste één maal per jaar.
                    3. De oproeping tot de vergadering geschiedt door de voorzitter, dan wel namens deze door de secretaris, ten minste zeven dagen tevoren, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend. De oproeping zal schriftelijk plaatsvinden en vermeldt, behalve plaats en tijdstip van de vergadering, de te behandelen onderwerpen.